Met behulp van electrische stroom kunnen we op een metaal een laagje van een ander, edeler metaal opbrengen. Dit galvaniseren wordt om verschillende redenen toegepast; dikwijls om het voorwerp van een onedel metaal mooier te doen uitzien of om het metaal, waaruit het voorwerp bestaat, tegen aanvreting te behoeden. Vooral in de chemische industrie past men dergelijke dunne lagen van een edel metaal vaak toe; het apparaat wordt van een goedkoop doch sterk metaal gemaakt en dit metaal wordt door een laagje zilver en eventueel ook goud tegen de chemische invloeden beschermd. Voor machinedelen die aan sterke slijtage onderhevig zijn, heeft men tegenwoordig methoden, die het mogelijk maken het slijtende oppervlak met een zeer hard laagje van een ander metaal te bedekken.
Het metaal, dat electrolytisch veredeld wordt, moet tevoren bijzonder nauwkeurig schoongemaakt worden, in het algemeen zijn bij het galvaniseren de voor- en nabehandeling van het werkstuk even belangrijk als de electrolyse zelf.
Het is in sommige gevallen mogelijk een dun laagje metaal aan te brengen zonder gebruik te maken van een electrische stroom; de verkregen laagjes voldoen echter slechts aan zeer matige eisen.
Stannochloride | 15 | dl | |
Ammoniumsulfaat | 15 | dl | |
Magnesiumpoeder | 3 | dl | |
Krijtwit | 67 | dl |
Nikkeldubbelzout | 60 | dl | |
Magnesiumpoeder | 3 | dl | |
Krijtwit | 37 | dl |
Zinkstof | 45 | dl | |
Ammoniumsulfaat | 15 | dl | |
Magnesiumpoeder | 3 | dl | |
Krijtwit | 37 | dl |
Hiervoor kan men geen algemeen toe te passen methode aangeven, daar de vorm en de aard van het materiaal te sterk variëren. In de praktijk verkrijgt men vanzelf door ervaring het juiste gevoel welke soort voorbehandeling in ieder speciaal geval de beste is.
Het is duidelijk, dat het oppervlak voor het galvaniseren, wanneer men een gladde glanzende laag wenst, ook zo zuiver glad moet zijn als maar mogelijk is. Reeds bij het afwerken met snijdende gereedschappen, dus bij het draaien, frezen en boren moet men zorgen voor niet te diepe krassen. Deze worden dan eerst met grof slijppoeder of met slijpstenen weggeslepen en dan gepolijst.
Voorwerpen, die grote hoeveelheden roest en vast aanhangend vuil bevatten, behandelt men het best eerst met de zandstraal, kleine voorwerpen kunnen in een rolvat met zand behandeld worden; voor zeer hard materiaal rolt men met amaryl- of carborundumpoeder. De zeer grove verontreinigingen worden eerst met een staalborstel verwijderd.
Ook wanneer de voorwerpen na het galvaniseren niet sterk behoeven te glanzen is het toch aan te bevelen enigermate te polijsten, daar het oppervlak hierdoor gelijkmatiger wordt en het metaal zich bij het galvaniseren dus ook gelijkmatiger afzet.
Voor het polijsten heeft men de keuze uit een groot aantal polijstmiddelen. In het algemeen neemt men eerst een iets minder fijn en hard materiaal om de krassen te verwijderen. Het polijstmateriaal wordt op een schijf van leer of hout gekleefd, gewoonlijk neemt men goede huidlijm als bindmiddel. De draaisnelheid van de schijf hangt van het te polijsten materiaal af. Bij zeer hard materiaal en bij veel toeren smeert men bij het polijsten met iets vet in. Minder harde metalen slijpt men met een kleinere snelheid.
Wanneer de krassen verdwenen zijn, polijst men verder met een lappen- of viltschijf. waarop men een pasta smeert, die uit vet en een zeer fijn polijstmiddel bestaat. Hier gebruikt men minder harde polijstmiddelen als tripel, Weense kalk, polijstrood (doodekop) enz.
Het smeltpunt van het vet moet weer aan de draaisnelheid van de schijf aangepast worden; voor hard materiaal dus hard vet en grote draaisnelheid, voor zachte metalen zachte vetten bij minder toeren. Als bindmiddel voor de polijstpasta neemt men het best een verzeepbaar vet, daar later bij het reinigen de resten hiervan met loog gemakkelijk verwijderd kunnen worden.
Bij het polijsten hangt de snelheid voornamelijk van de samenstelling van de schijven af; hoe beter het materiaal, hoe groter het aantal omwentelingen dat de schijf uit kan houden zonder uit elkaar te vliegen en hoe voordeliger het polijsten. Hiernaast ziet men aan het te vlugge afslijten van het schijfmateriaal, dat men een te zacht polijstmiddel gebruikt heeft. Men polijstte dan met de lappen en niet met de pasta.
In de praktijk neemt men voor het afwerken van voorwerpen van hard materiaal, bijvoorbeeld staal, steeds een serie schijven. Men begint met een harde schijf met een iets grover polijstmateriaal, de volgende is zachter en slijpt fijner, dan volgen enige zwabbelschijven met pasta. Het is duidelijk dat men hiervoor geen nauwkeurige voorschriften geven kan. Het beste resultaat verkrijgt men wanneer men in zijn werkplaats over een groot aantal verschillende schijven beschikt, zodat men voor een bepaald doel de meest geschikte uit kan zoeken.
De grootste vijand van het galvaniseren is vet. In de meeste gevallen is de kleinste hoeveelheid vet, die nog op het oppervlak aanwezig is, voldoende om het aanhechten van de laag geheel onmogelijk te maken.
Met behulp van organische oplosmiddelen kan men alle vetten verwijderen. Hierbij maakt het geen verschil of ze verzeepbaar of onverzeepbaar zijn. Men gebruikt hiervoor benzine, laag of hoger kokend, tegenwoordig echter meer en meer de niet brandbare chloorkoolwaterstoffen als bijvoorbeeld trichloorethyleen of tetrachloorkoolstof, eventueel ook een mengsel van deze met benzine. Het is echter niet mogelijk in één bewerking het vet absoluut te verwijderen; immers er blijft steeds iets van de oplossing op het werkstuk achter en bij het verdampen van het oplosmiddel bevinden zich dus steeds sporen vet op het metaal; deze resten moeten dan met schoon oplosmiddel weggewassen worden. Om dit te vermijden heeft men apparaten geconstrueerd, waarin het oplosmiddel gekookt wordt. De dampen worden in een koeler gecondenseerd en het teruglopende oplosmiddel spoelt dan de voorwerpen geheel schoon. In dit geval moet men een onbrandbaar oplosmiddel gebruiken. Tegenwoordig gebruikt men algemeen het trichloorethyleen, dat door sporen vochtigheid niet zo gemakkelijk ontleed wordt als het tetrachloorkoolstof.
Gewoonlijk ontvet men met loogoplossingen, waardoor de verzeepbare vetten opgelost worden, en in de zeepoplossing worden de niet-verzeepbare vetten en oliën geëmulgeerd; de oplossing moet zo heet mogelijk zijn. De oplossingen bestaan uit: zeep, natronloog, potas, soda, trinatriumfosfaat, natriummetasilicaat, natriumcyanide, borax, natriumsesquicarbonaat, natriumaluminaat, enz. en alle mogelijke mengsels van al deze stoffen. Soms voegt men nog kleine hoeveelheden kiezelgoer of aluminiumhydroxyde toe, die helpen schoon maken en het vuil absorbeeren, Hier zweert iedere galvaniseur en iedere verkoeper van dergelijke artikelen bij zijn eigen recept. In het algemeen is iedere alkalische oplossing voldoende werkzaam, wanneer men de oplossing voldoende lang op het vuil in laat werken. In speciale gevallen kan men natuurlijk met extra uitgewerkte mengsels het vuil sneller verwijderen.
Terwijl men vroeger nagenoeg uitsluitend met gecalcineerde soda werkte, wordt de soda tegenwoordig geheel of gedeeltelijk door nieuwere alkalische zouten vervangen als trinatriumfosfaat en natriummetasilicaat, die beter en sneller reinigen doordat ze olie en vet zeer gemakkelijk emulgeren. De natronloog wordt nog steeds gebruikt, daar hierdoor de vetten verzeept worden en dus zeer gemakkelijk in oplossing gaan. Alle alkalische zouten verzepen vet in meer of mindere mate. Om deze reden moet men voor polijstpasta's bij voorkeur verzepbare vetten als bindmiddel gebruiken.
Hiernaast wordt reeds in vele gevallen het electrolytisch ontvetten en reinigen toegepast. Het te ontvetten voorwerp wordt als kathode in een loogoplossing gehangen. Men leidt dan een electrische stroom door de oplossing met gewoonlijk de kuip als anode en het voorwerp als kathode. Hierdoor wordt iets waterstof ontwikkeld en bepaalde verontreinigingen laten gemakkelijk los door reductie, terwijl er bovendien loog vrij komt.
Men werkt met zoveel volt als nodig is om een stroomsterkte van 1 ampère per vierkante decimeter te krijgen. Als oplossing kan men die van ieder willekeurig alkalisch zout nemen. Het zout moet de stroom goed geleiden en de oplossing mag geen vaste bestanddelen bevatten; deze worden gedurende de electrolyse soms op de electrode ingesloten.
Wanneer de te ontvetten voorwerpen aluminium, zink, tin of lood bevatten, kan men de hierboven beschreven methoden met alkalische oplossingen niet toepassen. Vooral loog en potas moeten geheel vermeden worden, daar het zink en het aluminium hierin zeer gemakkelijk oplossen. Bij de kathodische electrolytische reiniging ontstaat steeds loog en hierin lossen de metalen dus op, terwijl hiernaast soms zink afgezet wordt, waardoor de later opgebrachte lagen gemakkelijk loslaten. In dit geval moet men het voorwerp gedurende korte tijd tot anode maken, waardoor het vreemde metaal weer opgelost wordt.
Hiernaast is het mogelijk de voorwerpen electrolytisch te zuiveren door ze in bepaalde oplossingen tot anode te maken. Hier wordt het oppervlak schoon gemaakt doordat de bovenste laag in oplossing gaat, dus afgebeitst wordt; het vuil laat dan van zelf los. Voor messing en koper wordt deze methode vaak toegepast.
Een eenvoudige ontvettende oplossing kan bestaan uit een 6-pcts gecalcineerde soda-oplossing of een 3-pcts oplossing van natriummetasilicaat. Aan beide oplossingen voegt men dan 1 % zeep en 1 % natriumhydroxyde toe. Voor het electrolitisch reinigen blijft de zeep weg.
Voor het ontvetten van zeer grote hoeveelheden verwijdert men gewoonlijk de grootste boeveelheden vet door in een sterke loogoplossing te koken, de laatste resten worden dan electrolytisch opgelost. Hier is een behandeling van 3 tot 4 minuten voldoende.
Na het ontvetten worden de voorwerpen zorgvuldig met schoon water afgespoeld.
Gewoonlijk verwijdert men oxyden en roest door ze in zuren op te lossen. Bij ijzer en staal beitst men in de meeste gevallen met zwavelzuur of zoutzuur, bij messing en roodkoper met salpeterzuur.
Wanneer koper of messing geheel zuiver en glad gepolijst is, dompelt men gedurende zeer korte tijd in een oplossing van:Geconcentreerd zwavelzuur | 425 | cm³ |
Sterk salpeterzuur | 75 | cm³ |
Water | 500 | cm³ |
Sterk zwavelzuur | 375 | cm³ |
Sterk salpeterzuur | 75 | cm³ |
Water | 550 | cm³ |
Hierdoor wordt messing mat en moet dan hierna in de eerste oplossing gedompeld worden, die het metaal weer glad beitst.
Voor het behandelen van grote hoeveelheden ijzer beitst men met een 10-pcts oplossing van zwavelzuur (1 l sterk zwavelzuur op 16 l water). Wanneer men kleinere hoeveelheden bewerken moet, kan men beter zoutzuur nemen, daar dit vlugger werkt. De concentratie moet 7 % bedragen; hiervoor neemt men 5 l gewoon sterk zoutzuur met 32 l water verdund. De duur van de inwerking varieert al naar de hoeveelheid roest van enige minuten tot een uur. Daar de zuren niet alleen het oxyde doch ook het metaal aantasten, helpt de ontwikkelde waterstof roestlagen losmaken. Voor voorwerpen die zand ingesloten hebben, bijvoorbeeld van het gieten in vormzand, neemt men een 4-pcts fluorwaterstofoplossing.
Na het beitsen moeten de voorwerpen zorgvuldig afgespoeld worden en onmiddellijk hierna hangt men ze in het galvaniseerbad, waarbij de stroom reeds ingeschakeld is. Dit laatste is nodig daar bij sommige zure baden de oplossing onmiddellijk zou beginnen een deel van het metaal op te lossen. De tijd die het voorwerp tussen het spoelen en de electrolyse aan de lucht blootgesteld wordt, moet zo kort mogelijk zijn. Hoe schoner het metaal is, hoe gevoeliger het is voor oxydatie.
In veel gevallen kan men de reiniging vereenvoudigen. Wanneer het metaal bijvoorbeeld bijzonder goed tot hoge glans gepolijst is, kan men het beitsen dikwijls weglaten; de oxyden zijn dan reeds geheel weg, terwijl de verdere oxydatie door de vetten van de polijstpasta verhinderd werd. Dit vet wordt dan met loog of oplosmiddel verwijderd en men kan onmiddellijk hierna galvaniseren. Bij het verchromen is deze methode dikwijls mogelijk, daar het sterk oxyderende chroomzuur kleine resten verbrandt. Soms geeft het echter toch aanleiding tot ernstige fouten.
Op hoge glans gepolijst messing hoeft men niet te beitsen, wanneer men aan de ontvettingsvloeistof iets kaliumcyanide (zwaar vergif) toevoegt; dit cyaankalium lost de resten oxyde volledig op. Bij koper kan men deze methode echter niet toepassen.
Het beitsen met zuur kan in bepaalde gevallen de oorzaak van ernstige fouten zijn. Bij ijzer kan er koolstof op de oppervlakte ontstaan, die het hechten van de lagen verhindert, of er wordt waterstof geabsorbeerd, waardoor de metaallagen zeer broos worden en ook niet hechten en na enige tijd geheel afgeschild kunnen worden; vooral bij het vernikkelen kwam dit vroeger zeer vaak voor. In de laatste jaren heeft men geleerd deze fouten te vermijden door na het beitsen het gas door electrolyse in sterk zwavelzuur met het voorwerp als anode met 12 volt geheel te verwijderen. Men begint met 5 ampère per vierkante decimeter en na 30 sec tot 10 minuten zakt de stroomsterkte op nagenoeg nul, het gas is dan geheel weg. Hoewel het metaal hierbij passief wordt, heeft dit toch geen invloed op het hechten van de electrolytisch opgebrachte metaallaag.
Een andere methode bestaat in het beitsen met oplossingen, die chroomzuur of bichromaten bevatten. Onbruikbaar geworden oplossingen van het verchromen zijn hiertoe uiterst geschikt.
Voorkom ongelukken!
Gevaarlijk vergiftige stoffen worden bij het recept aangegeven. Men mag echter nooit vergeten dat alle chemicaliën relatief gevaarlijk zijn. Na het werken met chemicaliën moet men dus in ieder geval de handen wasschen, gedurende het werk mag men met de handen niet aan de oogen komen. Bij het werken met brandbare vloeistoffen mag volstrekt geen vuur in het vertrek aanwezig zijn.
Aanvulling door vindikhier.nl
Beslist lezen!
Op deze website geven wij de oorspronkelijke tekst weer van het boek 'mengen en roeren, verschenen in 1936. Lees vooral de inleiding met onderwerpen als verwarmen (boven waterbad, ofwel au bain-marie) en andere veiligheidszaken. Gebruik beschermende kleding, handschoenen en veiligheidsbril bij het werken met gevaarlijke stoffen.
Sommige recepten of in recepten vermelde stoffen zijn wellicht in onbruik geraakt, niet meer verkrijgbaar, niet meer toegestaan of zelfs ronduit gevaarlijk.
Denk daarbij aan bijvoorbeeld asbest. Maar ook aan gevaarlijke stoffen als arsenicum en strychnine. Ga dus geen recepten namaken zonder kennis van zaken of met gevaarlijke of verboden stoffen. Met andere woorden:
'Enjoy Life' |
disclaimer | mixandstir.com | w3schools | GFDL | GoodFon.com | pixabay | pexels |pinterest | pxhere.com | unsplash.com copyright © 2013 - vindikhier.nl - all rights reserved under construction |