Van Spanje uit, waar men omstreeks 1150 reeds papiermolens kende, werd de kennis van het papiermaken door vluchtelingen naar ons land gebracht. In de 18e eeuw bestonden in de Zaanstreek een groot aantal papiermolens.
Het papier werd oorspronkelijk alleen uit lompen gemaakt, door het weefsel met behulp van stampwerktuigen tot losse vezels uit elkander te slaan. Men verkrijgt dan een vezelbrij. die men met behulp van een fijne zeef van kopergaas tot een blad kan scheppen.
Dit uit de hand geschepte papier bestaat dus steeds uit losse bladen ter grootte van de gebruikte zeven. Door de losse zeef door een zeef zonder einde te vervangen, die over een aantal walsen liep, gelukte het lange banen papier te maken, die dan later al naar het doel waarvoor het papier gebruikt werd, in bladen gesneden werden.
De tegenwoordige papiermachines zijn ontzaglijk groot en hebben een zeer grote capaciteit, hetgeen men bereikt heeft door de zeef zeer lang te maken. Op deze lange zeef wordt het grootste gedeelte van het water afgezogen. Hier wordt het natte papier door een wals ook reeds enigszins samengeperst. Deze wals kan ook voor het aanbrengen van een watermerk dienen, waartoe men het merk als verhoging op de wals aanbrengt. Het merk ontstaat dan doordat de losse vezels op deze plaats weggedrukt worden en het papier dus iets dunner en doorschijnender wordt.
Na het verlaten van de zeef wordt het papier, gedragen door een doek zonder einde, tussen zware walsen verder ontwaterd, over met stoom verwarmde walsen geleid en zo gedroogd en tenslotte op een kalander glad geperst.
Terwijl men oorspronkelijk alleen met lompen, dus afval van weefsels werkte, wordt sinds de 18e eeuw onmiddellijk plantaardig materiaal tot papier verwerkt en wel het houtslijp. Daar dit echter alle niet cellulose-achtige bestanddelen van het hout bevat, is het papier zeer slecht. Pas toen het gelukte volgens verschillende methoden uit het hout de zuivere cellulose af te scheiden, was het hieruit bereide papier ook van goede kwaliteit, hoewel steeds iets minder goed dan het lompenpapier, omdat hierin de vezels toch langer zijn.
Voor het fijnmaken van vezels, voor het verdunnen en voor het mengen met lijm en vulstoffen, maakt men tegenwoordig algemeen gebruik van een zogenaamde hollander. Deze machine bestaat in principe uit een stel ronddraaiende meer of minder stompe messen, die in een gesloten huis ronddraaien. Het mengsel van papierstof en water wordt nu door deze ronddraaiende messen geleid en wordt hier fijn gemalen en gemengd.
Voor schrijfpapier is het absoluut noodzakelijk een stof toe te voegen, die maakt dat het papier minder poreus wordt. Terwijl men vroeger hiertoe het papier met een dun laagje lijm bedekte, voegt men tegenwoordig de harslijm in een hollander aan de geheele massa toe. De harslijm bestaat uit een alcalische emulsie van hars in een harszeepoplossing, het hars wordt dan met behulp van aluminiumsulfaat op de vezel neergeslagen. In vele gevallen voegt men nog gekookte stijfsel en vulstoffen toe. Deze laatste stoffen als kaoline, zwaarspaat en gips maken het papier minder doorschijnend.
Ongereinigd montaanwas | 9 | dl | |
Paraffine 50°/52° C | 1 | dl | |
Harde zeep | 0 | ,8 | dl |
Borax | 0 | ,2 | dl |
Gedestilleerd water | 50 | dl |
Montaanwas, gebleekt | |||
of ongereinigd | 6 | dl | |
Marseillaansche zeep | 1 | ,9 | dl |
Gedestilleerd water | 40 | ,0 | dl |
Montacol | 1 | dl | |
Water | 7 | dl |
Carbon black | 20 | dl | |
Miloriblauw | 6 | dl | |
Violetblauw | 5 | dl | |
Vaseline-olie | 32 | dl | |
Ongereinigd montaanwas | 15 | dl | |
Gebleekt montaanwas | 3 | dl | |
Paraffine 50°/52° C | 3 | dl |
Kristalviolet | 5 | dl | |
Oliezuur | 3 | ,5 | dl |
I.G.-was E | 40 | dl | |
Gebleekt montaanwas | 9 | dl | |
Paraffine 50°/52° C | 1 | dl | |
Gele vaseline | 42 | dl |
Voor normale door en door gekleurde soorten papier voegt men aan de papierstof in de hollander verdunde kleurstofoplossing toe, die direct aan het papier gefixeerd wordt. Voor geel neemt men metanilgeel, voor goedkoop donkerblauw inpakpapier kleurt men met een mengsel van methylviolet en groen. Bruin pakpapier kleurt men met Bismarckbruin. Voor betere soorten neemt men benzidinekleurstoffen, ook bijvoorbeeld voor vloeipapier.
Zeer volle kleuren verkrijgt men door het gereed zijnde papier in een kleurstofoplossing te dompelen. Men gebruikt zure kleurstoffen als bv. eosine. Ook kan men een oplossing op het papier spuiten of met walsen opbrengen, waardoor alleen de oppervlakte van het papier gekleurd wordt. Hierbij voegt men aan de kleurstofoplossing vaak stoffen als lijm, gom, borax en stijfsel toe, om het oppervlak van het papier tevens te veranderen.
Van de kleurstoffen werkt men met de basische soorten: auramine, vesuvine, fuchsine, safranine, methylviolet, victoriablauw en malachietgroen, en met de zure kleurstoffen: waterblauw, alkaliblauw, echtblauw, naphtolgeel, tartrazine, metanilgeel, brillantcroceïne, ponceau en eosine.
Bijzondere effecten verkrijgt men door aan de papierstof te voren gekleurde vezels toe te voegen, ook stukjes anders gekleurd papier of men laat op de natte papierbaan druppels van verschillende kleurstofoplossingen vallen, die dan onregelmatig verdeeld worden. Ook door etsen verkrijgt men fraaie effecten, eventueel met combinaties van zure en basische kleurstoffen.
Gewoon filtreerpapier wordt eerst met salpeterzuur met een s.g. van 1,42 bevochtigd, dan met water en met 0,5-pcts ammoniakoplossing gewassen. Afhankelijk van de kwaliteit van het filtreerpapier moet de bewerking herhaald worden.
Het verkregen papier blijft ook vochtig zeer sterk en taai.
Ammoniumfosfaat | 40 | dl | |
Ammoniumsulfaat | 40 | dl | |
Ammoniumchloride | 10 | dl | |
Magnesiumchloride | 10 | dl |
Het papier dat met deze oplossing gedrenkt wordt, brandt niet meer; natuurlijk verkoolt het wanneer het lang aan grote hitte blootgesteld wordt.
Naphtaline | 25 | dl | |
Carbolzuur | 25 | dl | |
Ceresine | 25 | dl | |
Paradichloorbenzol | 25 | dl |
Goed poreus papier wordt met het warme mengsel bestreken. Het papier legt men tussen de tegen motten te beschermen kleedingstukken.
Het papier, gewoonlijk in rollen, wordt door de gesmolten paraffine geleid, afgekoeld en opgewikkeld. Gewoonlijk voegt men aan het paraffine enige procenten ceresine en was toe.
Gummi Arabicum | 100 | dl | |
Glycerine | 2 | dl | |
Keukenzout | 3 | dl | |
Stijfsel | 2 | dl | |
Water | 130 | dl |
Stearinezuur | 5 | dl | |
Palmitinezuur aluminium | 28 | dl | |
Benzine | 350 | dl | |
Terpentijnolie | 20 | dl |
Voorkom ongelukken!
Gevaarlijk vergiftige stoffen worden bij het recept aangegeven. Men mag echter nooit vergeten dat alle chemicaliën relatief gevaarlijk zijn. Na het werken met chemicaliën moet men dus in ieder geval de handen wasschen, gedurende het werk mag men met de handen niet aan de oogen komen. Bij het werken met brandbare vloeistoffen mag volstrekt geen vuur in het vertrek aanwezig zijn.
Aanvulling door vindikhier.nl
Beslist lezen!
Op deze website geven wij de oorspronkelijke tekst weer van het boek 'mengen en roeren, verschenen in 1936. Lees vooral de inleiding met onderwerpen als verwarmen (boven waterbad, ofwel au bain-marie) en andere veiligheidszaken. Gebruik beschermende kleding, handschoenen en veiligheidsbril bij het werken met gevaarlijke stoffen.
Sommige recepten of in recepten vermelde stoffen zijn wellicht in onbruik geraakt, niet meer verkrijgbaar, niet meer toegestaan of zelfs ronduit gevaarlijk.
Denk daarbij aan bijvoorbeeld asbest. Maar ook aan gevaarlijke stoffen als arsenicum en strychnine. Ga dus geen recepten namaken zonder kennis van zaken of met gevaarlijke of verboden stoffen. Met andere woorden:
'Enjoy Life' |
![]() disclaimer | mixandstir.com | w3schools | GFDL | GoodFon.com | pixabay | pexels |pinterest | pxhere.com | unsplash.com copyright © 2013 - vindikhier.nl - all rights reserved under construction |