mengen-en-roeren-2

Over caoutchouc, vulcaniseren, plastisch versa elastisch, was en meer...


Caoutchouc
De eerste berichten over caoutchouc vinden we in de werken van Pietro Martyre d'anghiere, van Salahan en van Gonzalo Fernandez de Oviedo y Valdez, die elastische ballen noemen, welke de Indianen in een bepaald spel gebruikten. Ook Columbus zag bij de Indianen een spel, waarbij ze ballen van een elastisch boomhars gebruikten. In 1615 beschrijft Juan de Torquemada de bereiding van een product "ulei", dat in Mexico uit het sap van bepaalde boomen gewonnen werd. De Indianen gebruikten het reeds voor het waterdicht maken van kledingstukken.

De caoutchouc werd echter in de landen waar de planten die het leveren, groeien, reeds in oeroude tijden gebruikt. Immers bij opgravingen in Honduras werden overblijfselen van caoutchouc nog uit de tijd van de Maja-beschaving gevonden.

In de jaren 1735 tot 1743 bereisde een Fransman, Charles Maria de Lacondamine, Equador en gaf een wetenschappelijke beschrijving van, een melksap, dat uit een boom 'Hévé' gewonnen werd en stuurde enige stukken van het gummihars naar Europa. De inboorlingen bestreken een kruik van aardewerk met het melksap, lieten het drogen en sloegen dan de kruik stuk, zodoende verkregen ze een lichte fles van caoutchouc. Hierna werden ook nog andere boomen en struiken ontdekt, die een dergelijk melksap leverden.

De Franse scheikundigen Hérissant en Macquer lukte het voor het eerst de caoutchouc technisch te verwerken. Ze losten de caoutchouc in ether op, bestreken hiermede cilinders van was herhaalden de bewerking tot de laag caoutchouc voldoende dik was en smolten dan het was. Zodoende verkregen ze een cilinder van caoutchouc.

In het jaar 1770 ontdekte de Engelse scheikundige Priestly, dat men caoutchouc uitstekend voor het verwijderen van potloodschrift kon gebruiken. Hierdoor ontstond de Engelsche naam voor caoutchouc India rubber (to rubb = wrijven), waaraan we ook ons woord rubber te danken hebben.

In 1791 verkreeg Samuel Peal een patent op het maken van waterdicht weefsel en gummischoenen met behulp van oplossingen van caoutchouc in terpentijnolie en zo ontstond de eerste gummifabriek. In 1823 ontstond de gummifabriek van Mackintosh, die waterdicht weefsel vervaardigde, door een laag rubber tussen twee lagen weefsel aan te brengen, welk soort weefsel ook tegenwoordig nog Mackintosh genoemd wordt.

De volgende uitvinding was die van de masticator, een kneedmachine waarin de vellen caoutchouc uit elkaar gescheurd en tot een samenhangende minder elastisch en meer plastische massa gekneed word.

HEBBEN

Nu waren de tot op dit ogenblik gefabriceerde caoutchoucsoorten in de warmte kleverig en in de koude hard. De Duitse scheikundige Lüdersdorff ontdekte in 1832, dat caoutchouc in terpentijnolie met zwavel opgelost, in de warmte niet meer kleverig werd. Hetzelfde ontdekten de Nederlander Van Geuns en de Amerikaan Nathaniel Hayward. Tot een practische toepassing kwam het echter nog niet.

De Amerikaanse technicus Goodyear zag het practische nut van dit feit in en fabriceerde in het geheim caoutchouc-artikelen, die niet meer kleverig en zeer sterk en elastisch waren.

Eerst toen Hancock hetzelfde vond door de caoutchouc in gesmolten zwavel te dompelen, nam Goodyear een patent op zijn methode. Nu ontstond ook de naam vulcaniseren en men ontdekte dat caoutchouc door grote hoeveelheden zwavel op te nemen, het bekende eboniet vormt. In 1848 vond Alexander Parkes, dat men, caoutchouc ook bij gewone temperatuur kan vulcaniseeren, door het in een oplossing van chloorzwavel in zwavelkoolstof te dompelen.

Terwijl men dus stap voor stap de eigenschappen van de caoutchouc verbeterde, ontdekte men later dat bepaalde Indianen reeds de inwerking van zwavel kenden. Ze bestreken weefsel met caoutchoucmelk, die ze met zwavel of desnoods met buskruit gemengd hadden, en lieten het dan in de zon drogen.

Nu men een verwerkingsmethode van caoutchouc in principe kende, ontwikkelde de industrie zich met reuzenschreden, zodat in 1913 reeds 108440 ton caoutchouc verwerkt werd. Deze ontwikkeling was echter eerst mogelijk toen men geleerd had de caoutchouc leverende bomen in plantages aan te planten en zich onafhankelijk te maken van de enkele landen, die in het begin de wilde caoutchouc geleverd hadden. Hiermede verdween ook de bittere bijsmaak, die de wilde caoutchouc had, namelijk dat ze gewonnen werd ten koste van een onnoembaar aantal mensenlevens, van de mensen, die de caoutchouc in het tropische oerwoud inzamelden.

rubberboom
Aftappen van de rubberboom

Het aantal toepassingen van caoutchouc is intussen zo groot geworden, dat het leven van een beschaafd mens op het tegenwoordige peil zonder caoutchouc absoluut onmogelijk is.

Terwijl dus het invoeren van de plantage-caoutchouc een revolutie beduidde, is het nu mogelijk dat de verschillende soorten synthetische caoutchouc, die men tegenwoordig in vele landen tracht te fabriceren en ook werkelijk fabriceert, tenminste een groot deel van de toepassingen van natuurlijke caoutchouc zullen verdringen. Hoever dit gaat moet de tijd nog leren.

De fabricatie van synthetische caoutchouc werd pas mogelijk, toen men na lange jaren van onderzoek de werkelijke samenstelling en de opbouw van de caoutchouc-moleculen had leren kennen.

De eenvoudigste bouwsteen van caoutchouc is een koolwaterstof, het isopreen van de samenstelling C5H8.

De caoutchouc moeten we ons nu voorstellen als een lange ketting van zulke moleculen, misschien enige honderden aan elkaar. Het caoutchouc-molecule gelijkt hierdoor op een lange draad. Door deze opbouw van het molecule kunnen we ons ook de zo sterk elastische eigenschappen van caoutchouc verklaren. Wanneer we een stukje caoutchouc uitrekken zullen de lange draadvormige moleculen een uitgesproken neiging hebben om zich alle in één richting te plaatsen. Wanneer we het stukje gummi nu nog verder rekken, kunnen de moleculen ten opzichte van elkander verschuiven, de moleculen blijven echter steeds in elkaars aantrekkingssfeer, de cohesie blijft dus bestaan. De moleculen zelf worden niet zo gemakkelijk uit elkaar getrokken en het stukje caoutchouc biedt dus zeer veel weerstand. Pas wanneer de rek zo groot is dat de oorspronkelijk naast elkander gelegen hebbende moleculen ten opzichte van elkaar een gehele lengte verschoven zijn, zal het stukje gummi breken.

Deze mechanische voorstelling geeft een vrij juist beeld van hetgeen werkelijk geschiedt. Een bewijs hiervoor is het feit, dat alle stoffen die zo'n langgestrekt molecule hebben, ook uitgesproken elastische eigenschappen vertonen. Een voorbeeld hiervan zijn de nieuwe stoffen, die uit onverzadigde koolwaterstoffen als vinylverbindingen en acrylzuur gemaakt worden en die ook buitengewoon elastisch zijn. Ook de cellulose is op een dergelijke manier opgebouwd.

Het grootste gedeelte van de ons bekende caoutchouc-artikelen wordt nu op de volgende wijze gefabriceerd: eerst wordt de ruwe caoutchouc in een masticator zo lang gekneed en verwarmd tot de massa aanmerkelijk minder elastisch en meer plastisch geworden is. Hierbij moet men zich voorstellen dat een deel van de lange draadachtige moleculen, dus kleinste deeltjes, stuk gemaakt wordt. De elasticiteit is dus minder goed geworden De caoutchouc kan nu aanmerkelijk gemakkelijker verwerkt worden, is bijvoorbeeld ook veel beter oplosbaar in oplosmiddelen als benzine, benzol en zwavelkoolstof. Ook zijn de oplossingen bij dezelfde concentratie veel minder dikvloeibaar.

Deze plastisch gemaakte caoutchouc kan nu betrekkelijk gemakkelijk met andere stoffen, de vulstoffen, zwavel en versnellers gemengd worden, hetgeen op zware walswerken uitgevoerd wordt. Dit mengsel wordt in de juiste vorm gebracht en door verwarmen gevulcaniseerd. Bij dit vulcaniseren wordt een deel van de toegevoegde zwavel chemisch gebonden, het vergroot waarschijnlijk de deeltjes, doordat de zwavel verschillende kleinere moleculen weer aan elkander verbindt. De caoutchouc krijgt dus zijn oorspronkelijke elastische eigenschappen terug, wordt hierbij nog aanmerkelijk sterker, en zoals in het begin van dit hoofdstuk reeds opgemerkt werd, betrekkelijk ongevoelig voor koude en warmte. Dit is nu de toestand, zooals we de caoutchouc in de vorm van een groot aantal voorwerpen kennen.

Hiernaast wordt een deel van de plastisch gekneede caoutchouc ook in oplosmiddelen opgelost en dient dan gedeeltelijk als kleefmiddel en verder voor het waterdicht maken van weefsels.

Wanneer men moderne recepten voor caoutchoucmengsels ziet, verwondert men zich over het grote aantal van meest uiteenloopende stoffen, die in kleine en grote hoeveelheden aan de caoutchouc en de zwavel toegevoegd worden. Hier heeft de moderne scheikunde de middelen gegeven, de eigenschappen van het eindproduct, die te voren meer of minder van het toeval afhingen, precies aan het doel, waarvoor het gebruikt wordt, aan te passen.

Men vond bijvoorbeeld dat de snelheid, waarmee een bepaald mengsel vulcaniseerde, zeer sterk van de soort caoutchouc afhing en vooral van de aard en de hoeveelheid van de bijmengselen, die uit de oorspronkelijke caoutchoucmelk in het gummi gebleven waren.

autoband

Na jarenlange onderzoekingen vond men dat bepaalde ontledingsproducten van de bijmengselen uit de oorspronkelijke latex de oorzaak waren van het met zeer verschillende snelheid vulcaniseren van rubbersoorten. Zo vond men bijvoorbeeld bepaalde stikstofverbindingen en wel basische aminen als de oorzaak van het snelle vulcaniseren. Hierna heeft men dan systematisch onderzocht, welke verbindingen hiervoor bijzonder goed geschikt zijn en het gevolg is, dat men hiervan een groot aantal gevonden heeft, zodat de nieuwe recepten voor rubbermengsels steeds een aantal zeer gecompliceerde verbindingen bevatten, die echter slechts in uiterst kleine hoeveelheden toegevoegd worden.

Ook anorganische stoffen versnellen het vulcaniseren, vooral loodoxyde (loodglit) en ook in mindere mate het zinkoxyde. Terwijl loodoxyde in hoeveelheden van ongeveer 20% de duur van de vulcanisatie op de helft terugbrengt, is ditzelfde met slechts tiende procenten van de organische versnellers mogelijk. Als organische vulcanisatieversnellers gebruikt men tegenwoordig de volgende stoffen:

  • Ammoniakverbindingen van aldehyden, bijvoorbeeld hexamethyleentetramine en furfuramide.
  • Aliphatische aminen en piperidine en additieproducten hiervan, bijvoorbeeld pentamethyleen-dithiocarbaminezuur-piperidine en dimethyldithiocarbaminezuur dimethylamine.
  • Aromatische aminen en verbindingen hiervan met aldehyden, bijvoorbeeld: dimethyl-p-fenyleendiamine, formaldehyde-fenylimide.
  • Guanidinen, bijvoorbeeld triphenylguanidine.
  • Nitrosoverbindingen, bijvoorbeeld p-nitroso-dimethylaniline en p-nitrosophenol.
  • Thiuraamdisulfiden, bijvoorbeeld dipentamethyleen-thiuraamdisulflde.
  • Verder xanthogenaten, zouten van dithionzuren, anthrachinon en benzochinon.

Met enkele van deze stoffen is het mogelijk de temperatuur waarbij de vulcanisatie verloopt, aanmerkelijk te verlagen, ja zelfs tot gewone kamertemperatuur. Hiervan maakt men bijvoorbeeld gebruik voor het vervaardigen van caoutchouc-kitten, die bij gewone temperatuur vulcaniseren en dus geheel onoplosbaar worden. Hiertoe maakt men twee oplossingen van caoutchouc in benzine, bij de ene helft voegt men de versneller en bij de andere helft de zwavel. Na het mengen van de beide oplossingen moet de kit onmiddellijk verwerkt worden, omdat het vulcaniseren direct begint.

Slechts in enkele gevallen wordt de onvermengde caoutchouc voor het vervaardigen van voorwerpen gebruikt; bijna altijd wordt de caoutchouc met anorganische fijn gemalen stoffen, dus vulstoffen gemengd. Nu is de invloed van deze vulstoffen dikwijls zeer groot, men onderscheidt de actieve en de inactieve vulstoffen. Van de actieve zijn roetzwart en zinkoxyde het meest bekend en worden het meest toegepast. Vooral de invloed van goede soorten roetzwart, het Amerikaansche Carbon Black, is zo groot dat het bijvoorbeeld alleen hiermee mogelijk is autobanden te vervaardigen, die bij de tegenwoordige snelheden niet uit elkander vliegen. Verder hebben ook de inactieve vulstoffen hun bepaalde eigenschappen en ze maken het weer mogelijk de mengsels zodanig op te bouwen, dat ze voor het verwerken met gespecialiseerde machines geschikt zijn. Men denke slechts aan het spuiten van gasslang.

Caoutchouc kan met pigmenten, die door het vulcaniseren niet verkleuren, ook door en door gekleurd worden.

Verder mengt men caoutchouc nog met factis, gevulcaniseerde raapolie, met opgewerkte oude caoutchouc en met nog enkele speciale preparaten, die het verwerken vergemakkelijken als bitumen, stearinezuur, vaseline, enz. en met stoffen, die het gereed zijnde voorwerp op de lange duur elastisch doen blijven.

Plastisch versus Elastisch
We noemen een stof plastisch, wanneer men de stof zeer gemakkelijk kan vervormen. Plastisch staat dus lijnrecht tegenover elastisch. Een stof is plastisch, wanneer ze onder invloed van uitwendige krachten een blijvende vormverandering ondergaat, dus de vormverandering blijft bestaan, wanneer de krachten opgehouden hebben in te werken.

Nu is de mate van plasticiteit bij de verschillende stoffen uiterst verschillend. Practisch 100 % plastisch is de ons zo bekende klei met water. In zeer geringe mate plastisch is bijvoorbeeld staal, doch onder de invloed van zeer grote krachten kunnen we ook staal blijvend in een anderen vorm persen.

In de praktijk wordt in een groot aantal gevallen van plastische stoffen gebruik gemaakt, om voorwerpen van een heel bepaalden vorm te maken. Hiervoor hebben we natuurlijk stoffen nodig, die na het vervormen gemakkelijk in een toestand gebracht kunnen worden, waarin de eenmaal gegeven vorm ook blijft bestaan en niet weer door de inwerking van kleine krachten verloren gaat.

Hoewel men op dit gebied bijna alleen zeer moderne grondstoffen aantreft, horen hiertoe toch enige zeer oude bewerkingen met bekend materiaal. Zo berust bijvoorbeeld het smeden van ijzer op het feit, dat smeedijzer niet zoals gietijzer plotseling smelt, doch gedurende een lang temperatuurtraject langzaam zacht en vervormbaar, dus plastisch wordt. In deze plastische toestand kan het dan door bewerken van vorm veranderd worden en na het afkoelen blijft de nieuwe vorm bestaan. Ook het bewerken van glas hoort hiertoe. Glas is in de hitte gemakkelijk vervormbaar en wordt ook niet vloeibaar, doch blijft taai en zacht.

HEBBEN

Ook een ander oud handwerk berust op plasticiteit, namelijk het maken van aardewerk. De klei met water aangeroerd, is een typisch voorbeeld van een plastisch materiaal. Door het bakken wordt de gegeven vorm dan behouden.

In de moderne techniek verstaan we onder plastische stoffen of plastische massa's in de meeste gevallen mengsels van enige materialen, die onder druk bij een bepaalde temperatuur tot een samenhangend materiaal samengeperst kunnen worden. In het algemeen bevat zo'n mengsel een bindmiddel, vulstof en kleurstof of pigment. Als bindmiddel kan men een aantal ver uiteenlopende stoffen gebruiken. Een van de oudste plastische stoffen bevatte Chinese houtolie als bindmiddel. Na het persen moesten de voorwerpen door verhitten nagehard worden. Later werkte men met asfalt en pek, de voorwerpen waren echter in de koude broos en werden in de warmte zacht.

De uitvinding van fenol-formaldehyde-harsen, die in de hitte hard, onoplosbaar en onsmeltbaar worden, bracht een omwenteling teweeg in de industrie van de plastische stoffen. Terwijl men tevoren op stoffen aangewezen was, die de natuur ons leverde, zoals schellak, eiwitten, bloed, silicaten, enz., was het met deze nieuwe kunstharsen mogelijk een materiaal met nauwkeurig bepaalde eigenschappen te maken. Men behoefde slechts een mengsel van zo'n kunsthars dat nog niet geheel hard geworden was, met vulstof en kleuren te mengen en men kon het poeder in een hete vorm onder voldoenden druk tot een massief stevig en glanzend voorwerp persen.

Terwijl men deze fenolharsen steeds verder ontwikkelde en verbeterde, lukte het op basis van geheel andere verbindingen persmassa's te maken, die nog gemakkelijker verwerkt kunnen worden.

Zo kan men uit polystyrol perspoeders maken, die door eenvoudig in een vorm te spuiten tot voorwerpen verwerkt kunnen worden.

Indeling grondstoffen
De grondstoffen, die voor het maken van plastische stoffen gebruikt worden, kan men in enkele groepen indelen:

a. Natuurproducten:
  • caoutchouc
  • cellulose
    zoals nitrocellulose, acetylcellulose, cellulose-ether, viscose
  • olie
    lijnolie, houtolie, ricinusolie
  • harsen
    colofonium, copallen
  • Overigen
    caseïne, lijm en gelatine, bloed
b. Steenkoolteerproducten:
  • fenol, kresol, aniline, naftaline en ftaalzuur, difenyl, cumaron
c. Hydreeringsproducten:
  • ammoniak uit luchtstikstof, ureum, formaldehyde, isobutyleen
d. Onverzadigde koolwaterstoffen als acetyleen en ethyleen, die weer in een groot aantal polymeriseerbare verbindingen omgezet kunnen worden.

Alleen uit acetyleen kan men een zeer groot aantal verschillende verbindingen maken, die alle als grondstof voor verschillende plastische massa's die tot kunststoffen verwerkt worden, gebruikt kunnen worden. Als uitgangsproduct heeft men alleen steenkool en kalk nodig, die op de bekende wijze in een electrische oven tot calciumcarbide omgezet worden. Door inwerking van water op dit carbide verkrijgen we dan acetyleen, dat onder invloed van bepaalde versnellers gemakkelijk weer water op kan nemen en hierbij acetaldehyde levert. Dit acetaldehyde kan alleen tot een kunstmatige schellak gepolymeriseerd worden. Onder polymeriseren verstaan we hier het samentreden van een groot aantal gelijksoortige moleculen tot één groot molecule. De eigenschappen worden hierdoor geheel anders en in het algemeen ontstaat hierbij uit een gasvormige of dun vloeibare stof, een dikvloeibare of een geheel vaste stof.

Met behulp van organische zuren kan men uit acetyleen esters van vinylalcohol maken, die ook gemakkelijk polymeriseren en dan uitstekende kunstharsen als Vinnapas en Mowilith leveren.

Met andere zuren, alcoholen en mercaptanen maakt men weer andere overeenkomstige verbindingen, die weer als bindmiddel in bepaalde plastische stoffen gebruikt kunnen worden.

Uit acetyleen verkrijgt men langs een omweg ook zuren, bijvoorbeeld het maleïnezuur, dat als grondstof voor alkydharsen en andere dient, verder acrylzuur en esters hiervan, die ook weer uitstekende bind- en kleefmiddelen vormen.

Tenslotte maakt men uit acetyleen nog stoffen als cupreen, butadieen, vinylmethylketon, chloorbutadieen en divinylacetyleen.

Wanneer we de geschiedenis van door de mens gebruikte materiaalsoorten nagaan, zien we dat in de alleroudste tijden de mens op die stoffen aangewezen was, die de natuur hem leverde. De eerste mensen stonden alleen reeds zeer ver boven de dieren door het feit, dat ze het natuurlijke materiaal als steen, hout en hoorn bewerkten en vormden. Het gereedschap en het gebruiksvoorwerp stempelden de eerste mens reeds tot buitengewoon begaafde wezens. Het menselijke verstand leidde tot het nemen van proeven met de door de natuur geboden stoffen en het gevolg was de uitvinding van het verwerken van ertsen tot metaal. Zo wordt het steentijdperk opgevolgd door het bronstijdperk. Na het brons kwam het ijzer, als geperfectionneerd ijzer het staal. In onze tijd schijnt zich nu een nieuwe ontwikkeling af te spelen en wel het vervangen van metaal door kunstmatige organische, chemische stoffen, de kunststoffen.

HEBBEN

Het is overbodig hier alle voorwerpen op te sommen, die nu reeds met behulp van plastische massa's gemaakt worden en die in deze vorm reeds geheel onmisbaar zijn. Men behoeft alleen maar aan de talloze onderdelen in de electrische techniek te denken. Deze ontwikkeling bevindt zich pas in het begin en het is onmogelijk nu reeds te overzien in welke richting zich deze ontwikkeling zal bewegen. Zeker is het feit, dat men hiermee terdege rekening moet houden. De chemische industrie werkt steeds door en de invloed op ons dagelijks leven wordt steeds groter. Deze ontwikkeling is absoluut noodzakelijk, wanneer we ons levenspeil willen handhaven en vooral nog willen verhogen.

Was
Was, waaronder we zonder nadere aanduiding echte bijenwas verstaan, behoort tot de natuurstoffen die reeds in de grijze oudheid door de mens gebruikt werd. Tot in het Christelijke tijdperk echter was het gebruik van was tot enkele doeleinden beperkt en dan nog in zeer kleine hoeveelheden. Bekend is het gebruik als wastafel yoor schrijfmateriaal, verder als bestanddeel van geneeskrachtige zalf, in het huishouden en vooral ook in de kunst als bindmiddel voor verf en plastische stoffen.

Toen echter de Christelijke kerk het gebruik van waskaarsen ter verhoging van de plechtigheid der godsdienstoefeningen voorschreef, steeg de behoefte aan was aanmerkelijk. Terwijl men in de middeleeuwen aan het hof der koningen nog met het licht van enige kienspanen tevreden was, straalde de kerk bij hoge plechtigheden in het licht van honderden kaarsen. De bijenwas werd hierdoor iets dat onmiddellijk met de kerk in verbinding gebracht werd en dus voor profane doeleinden niet gebruikt mocht worden.

Het gevolg was dat was moeilijk te verkrijgen was. Boetes moesten bijvoorbeeld in de vorm van was betaald worden. Ook hieven de kloosters van hun boerderijen een gedeelte van de huur in was. Tot de reformatie werd was buiten de kerk alleen ten huize van de hoge geestelijkheid gebruikt.

Later kwamen waskaarsen ook bij de wereldlijke vorsten en bij de rijke patriciërs in gebruik en nu werd langzamerhand in de huizen de was door andere brandbare stoffen, vooral vetten vervangen. Behalve als kaarsenmateriaal diende was in de middeleeuwen ook in andere vormen als offergave voor de kerk. Hierdoor ontstond een bloeiend handwerk, het modelleeren en het beschilderen van was. Dit handwerk kon echter tot ongeveer aan de tijd van de Franse revolutie nagenoeg alleen in directe verbinding met de kloosters en de kerk uitgeoefend worden, alleen door personen die hiertoe speciaal uitgezocht werden.

Gedurende en na de Franse revolutie ontstond toen een wereldlijke wasindustrie, waarvan we nu alleen nog de producten als beelden van was voor een panopticum of etalages kennen. Verder wordt zuivere was nog gebruikt voor het modelleren van zeldzaamheden als wetenschappelijk demonstratiemateriaal.

De meeste moderne toepassingen voor wassen berusten op het feit, dat ze buitengewoon weinig door lucht, zuurstof en zelfs door sterk agressieve gassen aangetast worden. Verder zijn ook zelfs zeer dunne lagen nagenoeg ondoorlaatbaar voor gassen en door de poriënvrije oppervlakte ook glad en glanzend. Bij het toepassen van wassen voor beschermende lagen bootsen we de natuur eigenlijk klakkeloos na. Immers de planten scheiden de wassen af om zich tegen bepaalde, voor het plantenleven schadelijke invloeden van weer en wind te beschermen. Eerst met behulp van de beschermende waslaagjes is het voor vele planten mogelijk in bepaalde streken te blijven leven. De Carnaubapalm beschermt haar bladeren met behulp van een dun laagje was tegen de uitdrogende hete lucht. Vele soorten gras, bijvoorbeeld het espartogras, en ook het suikerriet kunnen alleen door zich met was te bedekken de tropische hitte verdragen. Ook ons bekende duingras kan bij de voortdurende wind alleen blijven groeien door het dunne laagje was, dat het uitdrogen verhindert.

rubberboom
Gerolde kaars van bijenwas

Chemisch kan men de wassen het beste met de gewone vetten vergelijken. Beide bestaan uit esters van hogere vetzuren en hogere alcoholen. Terwijl de vetten alle de driewaardige alcohol glycerine bevatten, vindt men in de wassen andere, gewoonlijk eenwaardige of tweewaardige alcoholen. Deze alcoholen kan men van de gewone vetzuren afleiden door de zuurgroep door een alcoholrest te vervangen. Al naar de samenstelling, vooral afhankelijk van de aard van de vetzuren, is een was vloeibaar of vast. Vloeibare wassen worden uit bepaalde zeedieren, bijvoorbeeld de potvis verkregen, de vloeibare spermaceti. Uit de potvis verkrijgt men ook een vaste wassoort, de spermaceti, die nagenoeg geheel uit de ester van palmitinezuur en cetylalcohol bestaat. De meest bekende wassoort, bijenwas, bestaat uit een ester van palmitinezuur en myricylalcohol, bevat verder vrij cerotinezuur en vaste koolwaterstoffen.

Terwijl er van de ongeveer 250 soorten was, die men kent, er slechts een twintigtal in de praktijk toegepast worden, werkt men tegenwoordig meer en meer met kunstmatige wassen. Een deel hiervan gelijkt alleen in physische eigenschappen op was, bijvoorbeeld chloornaftaline, andere soorten echter zijn chemisch op dezelfde wijze opgebouwd als de natuurlijke wassen. Door reductie van vetzuren kan men overeenkomstige alcoholen maken en deze worden dan met verdere hoeveelheden vetzuur veresterd. Men kan bijvoorbeeld een vetzuur bij hoge temperatuur gedeeltelijk reduceren en verkrijgt dan onmiddellijk een echte was. Deze echte kunstwassen bezitten het voordeel, dat ze met gelijkmatige eigenschappen gemaakt kunnen worden, terwijl de natuurlijke wassen als alle natuurproducten steeds in eigenschappen wisselen.

HEBBEN

Hfst.17 - Rubber, plastische stoffen en was
Rubber, plastische stoffen en was [1]
Hospitaaldoek - Rubberstoffen - Witte rubber - Witte binnenbanden - Auto binnenband - Transparante rubber - Rubber voor bandenkarkassen - Massieve banden - Loopvlak - Rubberriemen - Rubberriemen bewaren - Eboniet voor kammen - Zwarte rubberzolen - Zwarte gummibakken - Harde witte gummizolen - Zeer goede zwarte schoenzolen - Rubber badmutsen - Zachte gummisponzen - Gummipakking - Rubber voor elektrische kabels - Rubber voor wringerrollen - Rubberdraad - Regenjassenrubber - Heetwaterflesschen Radeergummi - Namaak peau de suède
Rubber, plastische stoffen en was [2]
Doorschijnende rubber - Zwarte latex - Rubber met nitrocellulose - Rubbercement - Zwarte kleefstof voor het doubleeren van kunstleder - Zwarte kleefstof voor het doubleeren van rubber - Rubber (tegen olie bestand) - Zegellak - Goudzegellak - Luxe zegellak - Flesschenlak - Bakeliet-perspoeder - Bindmiddel voor kunstkurk - Benzylcellulose=perspoeder - Tanden-afdrukwas - Lijmcompositie voor speelgoed - Buigzame was - Entwas - Schoonmakerswas - Draadwas - Bijenwas-vervangmiddel - Kaarsen
Over: Caoutchouc - Was - Plastisch versus Elastisch - Grondstoffen - Was
Rubber, plastische stoffen en was [4]
Bruine factis - Witte factis - Gummiringen voor conservenblikjes - Waskit voor hout - Waskit voor steen - Waskit voor gietijzer - Waskit voor glas en metaal - Kabelwas - Zadelmakerswas - Glasets-dekwas - Glasets-deklak - Modelleerwas - Kneedwas - Batikwas - Drijfriemwas - Skiwas - Was-nabootsingen - Persmassa volgens Ford - Waskoord voor de gieterij - Plastische massa - Gummi-overschoenen - Gummi-strijkmassa - Gummimassa voor het impregneren van jute zakken - Rubber drijfriemen en transportbanden - Rubbermassa voor luchtballons - Preservatiefs - Eboniet-bekledingen - Gummi-handschoenen - Rubberzolen

De inleiding is van belang voor alle pagina's van mengen & roeren, sla deze dus niet over
Inleiding

Belangrijk

Voorkom ongelukken!
Gevaarlijk vergiftige stoffen worden bij het recept aangegeven. Men mag echter nooit vergeten dat alle chemicaliën relatief gevaarlijk zijn. Na het werken met chemicaliën moet men dus in ieder geval de handen wasschen, gedurende het werk mag men met de handen niet aan de oogen komen. Bij het werken met brandbare vloeistoffen mag volstrekt geen vuur in het vertrek aanwezig zijn.

Aanvulling door vindikhier.nl
Beslist lezen!

Op deze website geven wij de oorspronkelijke tekst weer van het boek 'mengen en roeren, verschenen in 1936. Lees vooral de inleiding met onderwerpen als verwarmen (boven waterbad, ofwel au bain-marie) en andere veiligheidszaken. Gebruik beschermende kleding, handschoenen en veiligheidsbril bij het werken met gevaarlijke stoffen.
Sommige recepten of in recepten vermelde stoffen zijn wellicht in onbruik geraakt, niet meer verkrijgbaar, niet meer toegestaan of zelfs ronduit gevaarlijk.
Denk daarbij aan bijvoorbeeld asbest. Maar ook aan gevaarlijke stoffen als arsenicum en strychnine. Ga dus geen recepten namaken zonder kennis van zaken of met gevaarlijke of verboden stoffen. Met andere woorden:

'DON'T TRY THIS AT HOME'

Wij onthouden ons van iedere verantwoordelijkheid, met betrekking tot fouten in de informatie, eventuele schadelijkheid van vermelde stoffen en eventuele schadelijke gevolgen van het werken met deze stoffen of van het opvolgen van de recepten in dit boek. Ons motto is slechts: Laat oude kennis niet verloren gaan.




'Enjoy Life'


disclaimer | mixandstir.com | w3schools | GFDL | GoodFon.com | pixabay | pexels |pinterest | pxhere.com | unsplash.com
copyright © 2013 -
vindikhier.nl - all rights reserved
under construction