Sedert 1859 hoort petroleum tot de voornaamste delfstoffen. Terwijl de ruwe petroleum in het begin alleen op lampen petroleum verwerkt werd, levert ze ons tegenwoordig een steeds groter wordende rij van producten, die we niet meer kunnen missen.
Omtrent de oorsprong van aardolie weten we nog niets zeker, waarschijnlijk dankt ze haar ontstaan aan vet- en wasachtige producten uit het plantenrijk, die onder hogen druk en bij hogere temperatuur langzaam in de loop der duizenden eeuwen in koolwaterstoffen omgezet werden. Naast de aardolie vindt men ook poreuze leigesteenten, die met olie gedrenkt zijn,verder asfalt en hier en daar kleine hoeveelheden aardwas.
De ruwe petroleum wordt gedestilleerd, waarbij gewoonlijk eerst gassen afgegeven worden, hierop volgen lichte en zware soorten benzine, tenslotte lampenpetroleum; de laatste hoeveelheden destilleren pas bij zeer hoge temperaturen, waarbij ze gedeeltelijk ontleed worden. Uit deze hoog kokende bestanddelen wordt nu de smeerolie verkregen, waartoe eerst bepaalde verontreinigingen verwijderd moeten worden. Voor het raffineren beschikt men over enkele methoden. De fraaiste methode is die van Edleanu, waarbij men met behulp van vloeibaar zwaveligzuur de onverzadigde koolwaterstoffen, die later het verteren van de smeerolie verorzaken, verwijdert.
De gezuiverde olie wordt dan in vacuüm en met oververhitte stoom gedestilleerd.
De niet destilleerbare resten worden als goudron of petroleumasfalt weer op andere wijzen verder verwerkt. Door de hoger kokende bestanddelen door hete buizen te leiden, worden de groote moleculen in kleinere ontleed, gekraakt, en men verkrijgt lager kokende koolwaterstoffen. Volgens deze methode kan men dus uit smeerolie benzine maken. Hiernaast is het weer mogelijk uit laag kokende onverzadigde koolwaterstoffen door ze met bepaalde stoffen te verhitten, weer hoog kokende verzadigde koolwaterstoffen te maken. Volgens deze methode kan men, daar de onverzadigde koolwaterstoffen uit cokes of steenkool gemaakt kunnen worden, uit steenkool ook smeerolie te maken.
Verder is het in de laatste jaren ook gelukt uit steenkool door reductie met waterstof producten te maken, die op smeerolie en op benzine verwerkt kunnen worden. Deze half-synthetische smeerolie heeft bijzonder goede eigenschappen en is voor vele doeleinden uitstekend bruikbaar.
Aangezien de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat de hoeveelheid petroleum, die we jaarlijks kunnen winnen, kleiner wordt dan de hoeveelheid die we nodig hebben, is het winnen van benzine en smeerolie uit steenkool van het grootste belang. Hiernaast kunnen uit turf en bruinkool ook grote hoeveelheden vluchtige koolwaterstoffen en paraffine verkregen worden. De moderne chemische industrie is dus in staat uit de grondstoffen, welke ter beschikking staan, die producten te maken, welke de mensheid noodig heeft.
De gassen, die uit vele petroleumbronnen ontwijken, bevatten koolwaterstoffen, welke met behulp van chloor in andere stoffen, in hogere alcoholen omgezet kunnen worden. Deze alcoholen worden als oplosmiddel voor lakken, vooral nadat men ze met zuren versterkt heeft, in grote hoeveelheden gebruikt. Zo groeit uit de eerst eenvoudige destillatie van ruwe petroleum een chemische industrie, waarvan de toekomstige ontwikkeling nog niet te overzien is.
Terwijl dus verreweg het grootste gedeelte van de gebruikte smeermiddelen door de minerale olie, dus door petroleumproducten, gedekt wordt, heeft men voor een groot aantal speciale producten toch nog plantaardige en dierlijke oliesoorten nodig.
De plantaardige en dierlijke oliën, die dus uit esters van glycerine en vetzuur bestaan, kunnen na een bepaalde voorbehandeling, met gewone smeerolie gemengd worden. Vooral voor olie die hoge temperaturen moet kunnen verdragen, als cilinderolie, mengt men, compoundeert men de beide oliesoorten.
Een groot gebied is de fabricatie van de consistentvetten, die in het algemeen uit een oplossing van zeep in minerale olie bestaan. Men verzeept de vette olie met loog of met kalk, afhankelijk van het smeltpunt, dat men van het vet verlangt, in tegenwoordigheid van een deel der minerale olie en verdunt dan de verkregen geconcentreerde zeepoplossing met de rest van de olie. Bij het afkoelen gelatineert de oplossing, waarbij men zich voor moet stellen, dat de zeep zich in den vorm van een sponsachtig geraamte onoplosbaar afscheidt en de olie in zijn poriën vasthoudt. Hierdoor is het consistentvet aan de enen kant voldoende vast om ook bij hoge temperaturen niet vloeibaar weg te lopen en aan de andere kant laat de sponsachtige structuur het toe de ingesloten olie langzaam en regelmatig af te geven.
Ook vaseline heeft een soortgelijke structuur. Hier bestaat het geraamte uit vaste paraffine en de poriën zijn met vloeibare olie gevuld.
Terwijl men vroeger, voor de aardolie bekend was, geheel met vette olie moest smeren, wordt zuivere vette olie tegenwoordig alleen nog in bepaalde gevallen toegepast, bijvoorbeeld klauwenolie voor fijne werktuigen en ricinusolie voor vliegtuigmotoren.
Een zeer eigenaardig smeermiddel is het grafiet, dat door zijn vlokachtige structuur in staat is ook de kleinste oneffenheden van een metaaloppervlak op te vullen. Op dit absoluut gladde oppervlak is dan de kleinste hoeveelheid olie voldoende, om het contact tussen de beide bewegende deelen te verhinderen. Dit is dus de verklaring voor de goede smerende eigenschappen van olie met grafiet gemengd.
Bij het draaien, frezen en boren wordt gewoonlijk verlangd, dat het smeermiddel tegelijkertijd het werkstuk afkoelt. Hiervoor emulgeert men de olie met water, daar water door de grote soortelijke warmte sterk afkoelt. Als emulgator kan men zeep, Turksch-roodolie of een van de moderne emulgatoren nemen, die echter gewoonlijk te duur zijn. Het is voldoende wanneer de emulsie lang genoeg stabiel blijft. Verder moet men er voor zorgen, dat de boorolie geen vluchtige bestanddelen bevat, die uit het vat verdampen en waardoor de olie dan bij het gebruik moeilijk met water emulgeert.
Pine-oil | 30 dl |
Sojavetzuur | 10 dl |
Water | 6 dl |
Kaliloog 50° Bé | 4 dl |
Pine-oil | 50 dl |
Spindelolie | 300 dl |
Men mengt eerst de eerste drie bestanddelen, maakt ze warm en voegt dan de kaliloog toe. Men verkrijgt na korte tijd een vloeibare zeep. Deze zeep wordt dan met de volgende hoeveelheid pine-oil en met de spindelolie gemengd.
Pine-oil | 30 dl |
Geblazen raapolie | 40 dl |
Paraffine-olie | 60 dl |
Trichloorethyleen | 20 dl |
Petroleum | 120 dl |
of: | |
Spindelolie | 80 dl |
Petroleum | 30 dl |
Butylalcohol | 15 dl |
Ongereinigd wolvet | 20 dl |
Wolvetpek | 10 dl |
Dikke smeerolie | 50 dl |
Natronloog 40° Bé | 6 dl |
Vlokkengrafiet | 16 dl |
of: | |
Wolvet | 40 dl |
Geblazen raapolie | 10 dl |
Talg | 25 dl |
Vlokkengrafiet | 25 dl |
Diglycolstearaat | 4 dl |
Water | 96 dl |
Grafiet | 10 dl |
Men lost het stearaat eerst in warm water op en roert de oplossing tot ze koud geworden is. Hierna voegt men het grafietpoeder toe en roert tot men een homogene suspensie verkregen heeft. Voor dit doel moet het grafietpoeder zeer fijn gemalen zijn, een te grof poeder bezinkt te snel.
Zinkstearaat | 1 dl |
Talcum | 1 dl |
Dit mengsel kan voor het glad maken van onderdelen van machines dienen, waarop witte weefsels verwerkt worden.
a. Donker: | |
Ongereinigd montaanwas | 25 dl |
Raapolie | 5 dl |
Natronloog 10% | 10 dl |
Paraffine-olie, donker, | |
s.g. 0,910 | 275 dl |
Licht: | |
Gebleekt montaanwas | 25 dl |
Oliezuur | 10 dl |
Geraffineerde spindelolie | 80 dl |
Marmerkalkhydraat | 5 dl |
b. | |
Donkere paraffine-olie | 82 dl |
Ruwe montaanwas | 15 dl |
Natronloog 38° Bé | dl |
Smeltpunt ongeveer 70° C. |
Voor het bereiden van deze vetten doet men eerst de helft van de minerale olie in de ketel, maakt iets warm en voegt dan het was toe. Het mengsel wordt nu verwarmd tot het was geheel opgelost is, hierna voegt men onder goed roeren de kalk met water aangeroerd, of de loog toe. Dit moet zeer voorzichtig geschieden en men mag niet meer toevoegen dan in die tijd gebonden wordt. Wanneer de massa goed homogeen is, voegt men de rest van de smeerolie toe en laat onder roeren afkoelen. Tenslotte laat men het vet nog door een walsenmaalmachine loopen.
Spindelolie | 48 dl |
Lanettewas SX | 3 dl |
Stearinezuur | 4 dl |
Oliezuur | 6 dl |
Kali-natronloog 1:1,25° Bé | 5 dl |
Turksch-roodolie | 5 dl |
Zeepspiritus | 5 dl |
Methylhexaline | 2 dl |
Water | 22 dl |
De Spindelolie wordt op 80° C verwarmd en hierin wordt de lanettewas, het stearine- en oliezuur opgelost. Men laat tot 50° C afkoelen en voegt eerst de loog en hierna de andere bestanddelen toe. Het witte vet kan met meer water verdund worden.
Stookolie | 80 dl |
Harsolie | 8 dl |
Kalkhydraat | 8 dl |
Het grootste deel van de olie doet men in een ketel, verwarmt iets en voegt de harsolie toe. Het kalkhydraat mengt men met gelijke deelen water en met de rest van de olie tot een pasta en voegt deze pasta onder goed roeren bij de olie.
In de winter verhoogt men de hoeveelheid harsolie en neemt bijvoorbeeld:Stookolie | 77 dl |
Harsolie | 10 dl |
Kalkhydraat | 8 dl |
Spindelolie | 1000 dl |
Oliezuur | 120 dl |
Butylalcohol | 70 dl |
Triethanolamine | 5 dl |
Kaliloog 38° Bé | 45 dl |
De traan doet men in een direct gestokte ketel en verhit de olie op 260°-270° C. Bij deze temperatuur voegt men onder goed roeren langzamerhand het loodglit toe en houdt de temperatuur gedurende 2 uren op 270° C. Hierna laat men iets afkoelen en voegt de smeerolie toe.
Walvistraan | 60 dl |
Loodglit | 22 dl |
Donkere smeerolie | 420 dl |
De traan doet men in een direct gestookte ketel en verhit de olie op 260°-270° C. Bij deze temperatuur voegt men onder goed roeren langzamerhand het loodglit toe en houdt de temperatuur gedurende 2 uren op 270° C. Hierna laat men iets afkoelen en voegt de smeerolie toe
Dierlijke vetzuren | 9 dl |
Zinkwit | 1 dl |
Natronloog 30 % | 4 dl |
Dikke donkere smeerolie | 90 dl |
De vetzuren worden gesmolten en men voegt een klein deel van de smeerolie toe. Het zinkwit maalt men met iets smeerolie tot een fijne pasta. Nu voegt men het zinkwit en de loog voorzichtig bij het gesmolten vetzuur en verhoogt de temperatuur onder roeren tot 150° C. Men moet zo lang verhitten tot het water geheel verdampt is. Nu pas voegt men de rest van de smeerolie langzamerhand toe, verwarmt tot alles goed homogeen is en laat dan afkoelen
Zwavel | 9 dl |
Varkensvet | 32 dl |
Smeerolie | 150 dl |
Het vet wordt gesmolten en op 200° C verhit. Bij deze temperatuur voegt men onder roeren de zwavel als bloem van zwavel toe. Het mengsel wordt zo lang op deze temperatuur gehouden tot de zwavel ook na afkoeling geheel opgelost blijft en dus een druppel van de smelt op een glazen plaat een absoluut glad oppervlak heeft. Hierna voegt men langzamerhand de smeerolie toe.
Voorkom ongelukken!
Gevaarlijk vergiftige stoffen worden bij het recept aangegeven. Men mag echter nooit vergeten dat alle chemicaliën relatief gevaarlijk zijn. Na het werken met chemicaliën moet men dus in ieder geval de handen wasschen, gedurende het werk mag men met de handen niet aan de oogen komen. Bij het werken met brandbare vloeistoffen mag volstrekt geen vuur in het vertrek aanwezig zijn.
Aanvulling door vindikhier.nl
Beslist lezen!
Op deze website geven wij de oorspronkelijke tekst weer van het boek 'mengen en roeren, verschenen in 1936. Lees vooral de inleiding met onderwerpen als verwarmen (boven waterbad, ofwel au bain-marie) en andere veiligheidszaken. Gebruik beschermende kleding, handschoenen en veiligheidsbril bij het werken met gevaarlijke stoffen.
Sommige recepten of in recepten vermelde stoffen zijn wellicht in onbruik geraakt, niet meer verkrijgbaar, niet meer toegestaan of zelfs ronduit gevaarlijk.
Denk daarbij aan bijvoorbeeld asbest. Maar ook aan gevaarlijke stoffen als arsenicum en strychnine. Ga dus geen recepten namaken zonder kennis van zaken of met gevaarlijke of verboden stoffen. Met andere woorden:
'Enjoy Life' |
![]() disclaimer | mixandstir.com | w3schools | GFDL | GoodFon.com | pixabay | pexels |pinterest | pxhere.com | unsplash.com copyright © 2013 - vindikhier.nl - all rights reserved under construction |